Kan Europa nog zonder Amerikaanse techreuzen?‘Hele IT-sector zit in een drugsdealermodel’

De historische verslechtering van de trans-Atlantische relaties laat zich ook in de digitale economie voelen. Almaar meer Europese organisaties onderzoeken of ze zich technologisch onafhankelijk kunnen maken van Amerikaanse leveranciers. Eenvoudig is dat niet. ‘We hebben niet alleenEuropese regels nodig, maar ook een Europese visie.’
BAbe highway server

Na minder dan drie maanden aan de macht heeft de Amerikaanse president Donald Trump al gedreigd met de annexatie van Groenland, gehint dat Europa niet langer op de militaire steun van de Verenigde Staten kan rekenen, Europese bedrijven onder druk gezet om hun diversiteitsbeleid te schrappen en de EU een invoertarief van 20 procent opgelegd (om vervolgens de pauzeknop in te drukken).

Bestuurders van Europese bedrijven en overheden vragen zich af hoe Trump ons nog meer pijn kan doen, en hoe ze zich daartegen kunnen wapenen. En dan komt één vaststelling pijnlijk bovendrijven: Europa heeft zich de voorbije decennia enorm afhankelijk gemaakt van Amerikaanse technologie. De chips in onze datacenters, de software op onze computers en smartphones, de sociale media die we dagelijks raadplegen en de clouddiensten waar we onze data opslaan: allemaal zijn ze voor het overgrote deel in handen van Amerikaanse techbedrijven.

Zolang de relaties met Washington goed waren, lag niemand daar echt wakker van, met uitzondering van wat privacy activisten en enkele politici. Maar nu wordt de dreiging veel tastbaarder. Wat als de VS beslissen dat zeEuropa moeten ‘straffen’ door het de toegang te ontzeggen tot geavanceerde AI-chips of de nieuwste software-updates? Wat als Amazon, Google of Meta de opdracht krijgt om data van Europese gebruikers door te spelen aan de Amerikaanse overheid?

Washington heeft de middelen voor dat laatste scenario al langer in stelling gebracht. In 2018 keurden de VS een wet goed, de CLOUD (Clarifying Lawful Overseas Use of Data) Act, die Amerikaanse techbedrijven verplicht om gegevens van hun gebruikers aan de Amerikaanse autoriteiten over te maken als die daarom vragen. Ook als dat gegevens zijn van Europeanen die op een server in Europa staan. De wet was bedoeld om zware criminelen aan te pakken, maar zou door een autoritair regime net zo goed misbruikt kunnen worden om, bijvoorbeeld, informatie te vergaren over kritische buitenlanders.

Ontkoppelen

Het hoeft niet te verbazen dat heel wat organisaties bekijken of ze hun data en software niet kunnen ‘ontkoppelen’ van Amerikaanse aanbieders. ‘Zeker in gevoelige sectoren zoals de overheid, financiële dienstenen defensie zien we die trend’, zegt Filip Marchal, lead private cloud bij Proximus NXT, de IT-dienstverlener van Proximus.

Ook Laurens van Reijen van LCL, een bedrijf dat verschillende datacenters uitbaat in ons land, ziet de interessevoor lokale oplossingen toenemen. Hij linkt dat onder meer aan de omstreden acties van de techmiljardair Elon Musk, die met zijn pseudoministerie DOGE toegang verkreeg tot de socialezekerheidsgegevens van miljoenen Amerikanen. ‘Het toonde aan dat onze data niet zo veilig zijn als je zou denken.’

Afscheid nemen van Amerikaanse technologie is evenwel gemakkelijker gezegd dan gedaan. OntelbareEuropese organisaties werden de voorbije twee decennia klant bij de Amerikaanse ‘hyperscalers’ Amazon WebServices (AWS), Microsoft Azure en Google Cloud, die op grote schaal en flexibel data-infrastructuur aanbieden. Het is een aantrekkelijk model voor bedrijven die snel en zonder grote IT-investeringen willen opschalen – denk maar aan de vele start-ups die softwarediensten ‘in de cloud’ aanbieden.

Microsoft Office

Het gevolg is dat ze vandaag vasthangen aan de technologie, de standaarden en de prijzen die die hyperscalers hen opleggen. Dat probleem staat bekend als ‘lock-in’: techbedrijven lokken je met een aantrekkelijk aanbod, maar maken het steeds moeilijker en duurder om daarna nog uit hun greep te raken.‘De hele IT-sector zit in een ‘drugsdealermodel’: eerst is het gratis, maar zodra je verslaafd bent maken ze het duurder’, zegt de onafhankelijke IT-consultant Jan Guldentops. ‘De kantoorsoftware van Microsoft is daar een typisch voorbeeld van. In de jaren 90 werden klanten gelokt met Microsoft Office, vandaag met Microsoft 365
(waarbij je geen softwarepakket meer koopt maar een abonnement afsluit, red.). En eenmaal je eraan vasthangt, word je door Microsoft financieel gemolken.’

Toch ziet Guldentops, die ook plaatsvervangend lid is van de Vlaamse Toezichtcommissie, de regionale privacywaakhond, dat er dingen in beweging komen. ‘Steeds meer Vlaamse gemeenten en OCMW’s bekijken of ze zich van de hyperscalers kunnen losmaken. Dankzij Trump is de wereldvreemdheid eindelijk aan het verdwijnen.’

Niet goedkoop

Ook in onze buurlanden geeft de overheid aanzetten om de band met de Amerikaanse techleveranciers door te knippen. In Nederland maakte een rapport van de Algemene Rekenkamer in januari brandhout van het ondoordachte gebruik van publieke, vooral Amerikaanse clouddiensten door de overheid. De regering werkt nu volop aan een plan om de overheid onafhankelijk te maken van aanbieders uit de VS.

Een van de nieuwe modewoorden in IT-land is de ‘soevereine cloud’: een cloudinfrastructuur die volledig losgekoppeld is van de hyperscalers, beheerd wordt door Europese bedrijven, en waarbij de data ondercontrole blijven van een soevereine overheid. Proximus en de Luxemburgse netwerkbeheerder LuxConnect ontwikkelden zo’n dienst, met de naam Clarence, voor het Groothertogdom Luxemburg. Enigszins verrassendis dat Clarence deels bestaat uit technologie die door Google is ontwikkeld: Google Distributed Cloud Air-Gapped is een cloudoplossing die gebruikmaakt van dezelfde tools en architectuur als Google Cloud, maar die toch volledig afgescheiden is van de servers van de Amerikaanse techreus.

‘Een soevereine cloud is niet goedkoop, maar wel waterdicht’, zegt Gwénaëlle Hervé,
public & sovereign cloudlead
bij Proximus NXT. ‘Het is een oplossing voor klanten die het hoogste niveau van technologische soevereiniteit willen. We zien een toenemende belangstelling ervoor sinds de verkiezing van Trump.’

Tussen het volledig werken met hyperscalers en het volledig ontkoppelen zitten nog heel wat gradaties. Die worden vaak aangeduid met de term ‘hybride cloud’, zeg maar een mengvorm van publieke cloudinfrastructuur en eigen infrastructuur. Je kan dan werken met eigen datacenters, wat alleen haalbaar is voor grotere organisaties, of een beroep doen op datacenters van een lokale aanbieder zoals LCL.

Onder meer de Belgische IT-groep Cegeka zet al langer in op die hybride of ‘multicloudoplossingen’. ‘We willen onze klanten verschillende opties kunnen aanbieden. Het is onze taak om hen de gevolgen van elke keuze uit te leggen’, zeggen Annelore Buijs (executive vice-president Europe) en Gaetan Willems (global vicepresident hybrid cloud). Ook zij stellen sinds enkele jaren vast dat steeds meer klanten de hyperscalers aanvullen met een multicloudaanpak.

‘Wegreguleren’

‘De Europese regelgeving was tot nu toe vooral bedoeld om de Amerikaanse techspelers in bedwang te houden. Nu is de tijd gekomen om Europese investeringen en innovatie te ondersteunen’, vult Willems aan. ‘We hebben goede wetenschappers en ingenieurs en innovatieve bedrijven, maar het is allemaal nog te versnipperd.’

Die bezorgdheid wordt breed gedeeld in de industrie. Een honderdtal Europese bedrijven en belangengroepen, waaronder Proximus, riepen de Europese Commissie vorige maand in een brief op om werk te maken van digitale autonomie. ‘Europa kan zijn achterstand niet ‘wegreguleren’. Het is tijd voor radicale actie’, klinkt het.

Het is niet dat er niets gebeurt. Zo werkt Europa aan soort technische en juridische certificering voor Europese cloudproviders (EUCS of EU Cloud Services Scheme). Maar er is nog veel discussie, onder meer over de vraag of ook Amerikaanse spelers zich daarbij kunnen aansluiten en hoe strikt de criteria moeten zijn. ‘Er wordt al
bijna vijf jaar aan die regeling gewerkt, terwijl we ze nu nodig hebben’, zegt Hervé.

Een ander initiatief dat al enkele jaren meegaat is Gaia-X, aanvankelijk een project van grote Franse en Duitse bedrijven als Deutsche Telekom, Orange en SAP om via samenwerking en gedeelde standaarden een soevereine Europese data-infrastructuur te creëren. Op papier een goed idee, maar al van bij het begin was er veel kritiek omdat ook Amerikaanse en Chinese spelers mochten meedoen, en werd de werking verlamd door
interne politieke discussies. Heel veel concrete projecten heeft Gaia-X nog niet opgeleverd.

Van recentere datum is EuroStack, een initiatief van een groep politici, academici en ondernemers om een autonome Europese digitale infrastructuur te ontwikkelen. De agenda omvat meer dan alleen clouddiensten: EuroStack gaat ook over de ontwikkeling van eigen AI-diensten, Europese chips en gedeelde applicaties.

AI-gigafabrieken

De nieuwe Europese commissaris voor Technologische Soevereiniteit Henna Virkkunen doet eveneens haar duit in het zakje. Ze onthulde vorige week een plan om de komende jaren tot vijf ‘AI-gigafabrieken’ te bouwen in de EU. Dat zijn rekencentra die nog zowat vier keer krachtiger zijn dan de bestaande infrastructuur en waar grote AI-modellen ontwikkeld kunnen worden. Het plan houdt ook steun in voor investeringen in extra
cloudcapaciteit en datacenters. Virkkunen werkt aan een EU Cloud and AI Development Act, een reeks voorstellen om de uitreiking van vergunningen voor datacenters te versnellen.

Alle ambitieuze plannen geven aan dat ook Brussel het belang van technologische soevereiniteit begint in te zien. Maar op het einde van de rit zullen het de
eindgebruikers zijn die het tempo aangeven. Zolang Europese bedrijven en consumenten hun software en data blijven toevertrouwen aan de Amerikaanse techreuzen, ontbreekt de economische stimulans om met een volwaardig eigen alternatief te komen.

Niet alleen de overheid in Europa, maar ook die in de VS speelt daarom een cruciale rol. Als Trump het de komende jaren zo bont blijft maken als in zijn eerste drie maanden, zal dat de Europese gebruikers er misschien toe aanzetten om eindelijk wat bewuster met hun digitale activa om te gaan.

bron: De Tijd